Ik houd van het zonlicht in mijn, op het zuiden gelegen, woonkamer. De zon en ik, het is een haat-liefde verhouding. Ik kan echt van haar genieten, zeker van haar eerste voorjaarsstralen waarmee ze zo vlijtig haar best doet om je verwinterde botten weer lekker door te warmen. Ik leef toe naar het moment dat ze net genoeg warmte afgeeft om de openslaande deuren naar de tuin te openen. Dan zet ik een stoel binnen in het huis tussen de deuren en als ik dan haar stralen op mijn gezicht voel branden kan ik zomaar even heel intens gelukkig zitten zijn.
Maar die koperen ploert kan me ook tergen, af en toe neemt ze heel sadistisch zo’n positie voor het raam in zodat haar stralen al mijn hausfrau-tekortkomingen genadeloos bloot leggen. Zo’n positie dat het schelle licht werkelijk elk stofje op de kast, elk streepje en vlekje op je ramen dubbel en dwars lijkt te accentueren. Dat is voor mij een moment van ongelofelijke frustratie omdat ik van tevoren al besef dat ik, ondanks het feit dat ik met alle middelen van de wereld zal proberen om de strepen en de viezigheid te bestrijden, jammerlijk in mijn schoonmaakmissie zal falen.
Ramen zemen, ik kan het gewoonweg niet. Ik begin voortvarend en kom in den beginne altijd terecht in een gevoel van euforie, nu zal het me eindelijk eens lukken om die schoften te laten schitteren en glanzen. Ik spons, zeem en gebruik de meest geavanceerde doeken om de randen af te nemen, het lijkt, als ik het zo van de buitenkant bezie, zelfs wel heel even of het me dit keer gaat lukken. Maar als ik dan ben uitgesponsd en met de zeem in mijn hand vanaf de binnenkant de schone-ramen-check verricht zie ik ze schaamteloos zitten, helverlicht door madame soleil, die rotzakken van strepen en plekjes. De kwelgeesten, ik kom nooit meer van ze af.
Ik ben nu eenmaal sowieso geen Truus de mier, ik haat een vies huis dus ga ik soms als een Razende Roeland door het huis heen, maar schoonmaaktalent heb ik niet. Gewapend met mijn Ajax en stofzuiger bestrijd ik het rondvliegend stof. Niets is zo ondankbaar als schoonmaakwerk, heb je net de stofzuiger terug in zijn hok gezet komt er een kind of man met modderpoten nog even snel de kamer in om zijn/haar vergeten sleutel scoren, om gek van te worden. Het schoonmaakgen zit niet in mijn tak van de familie helaas, mijn moeder was ook niet zo’n antibacterieel type.
De kouwe kant daarentegen schittert van talent, schoonmama is een echte schone mama. Ze zeemt, sopt en boent als een witte tornado en ze heeft er nog schik in ook. Schoonzus is een witwas-Wonder Woman, voor het aanschouwen van haar witte was is het opzetten van een zonnebril geen overbodige luxe. Ik ben een absolute sponsslons, een wassukkelaar, mijn witte was vergrauwd, mijn huis verstoft. Ik heb jaren geploeterd om een universitaire graad te behalen maar soms denk ik dat ik beter die kostbare tijd op de huishoudschool had kunnen doorbrengen. Had ik nu met mijn schoonmaakdiploma op zak schaamteloos kunnen genieten van mijn glanzende ramen en frisknisperende witte wasgoed.
De ploetervrouw is geen poetsvrouw. Wil je weten wie ik ben? Lees dan Wie en waarom?